Op zaterdag 17 februari 2018 overleed Piet Zweegers op 93-jarige leeftijd in zijn geboortedorp te Geldrop (Noord-Brabant). Piet Zweegers zal de geschiedenis ingaan als de geestelijke vader van de cirkelmaaier, maar heeft nog andere bekende uitvindingen op zijn naam zoals de snelhooier, de Strela- harkschudder en de Harvall.
In 1937 startte P.J. Zweegers, de vader van Piet Zweegers, te Geldrop met een landbouwmachinefabriek. Toen deze in 1948 overleed, namen de zonen Jan, Tonny, Piet en André het bedrijf over. Ieder van hen nam toen een specifieke taak op zich. Jan zou zich bezig houden met de productie, André met het financiële aspect, Tony met de verkoop en Piet met het ontwerp. Dit gaf Piet de ruimte om zich volledig te richten op het bouwen en verbeteren van machines.
Peter Bekkers, die jaren het aanspreekpunt was voor de PZ-trommelmaaiers en maishakselaars te Geldrop, vertelt dat Piet Zweegers heel dicht bij de praktijk en zijn personeel stond. “Toen ik in 1979 solliciteerde bij PZ, had ik een afsluitend gesprek met directeur Piet Zweegers. Hij vroeg me of ik met de hand kon melken en toen ik positief antwoordde, werd ik prompt aangenomen, want hij vond het heel belangrijk dat zijn personeel een agrarische achtergrond had. Hij stond ook heel dicht bij het personeel, waardoor hij familiair onder de medewerkers wel ‘meneer Piet’ werd genoemd. Hij was meer een gedreven denker dan een directeur en hield van mechanisch gepuzzel. Hij noemde zichzelf ‘ontwerper-constructeur’. Een nieuw idee of ontwerp werd altijd van heel nabij door hem opgevolgd en door zijn ervaring met het ontwikkelen en productierijp maken van de cirkelmaaier wist hij als geen ander dat een uitvinding altijd een kwestie was van vallen en opstaan”, aldus Peter Bekkers.
Snelhooier
Piet Zweegers had ook veel informele contacten met de plaatselijke landbouwers. Het verhaal gaat dat hij in het buitengebied van Geldrop regelmatig ging paard rijden en dan een praatje sloeg met de boeren. Zo wist hij als geen ander wat hun noden waren op het gebied van machines. Toen hij op een landbouwbeurs te Wenen een soort snelhooier zag met tanden en rondlopende riemen, begon hij te experimenteren met kettingen in plaats van riemen en maakte hij de constructie steviger. Zo ontstond in 1957 de PZ-snelhooier, waarvan er jarenlang series van 7.000 à 8.000 stuks van werden gemaakt. De PZ-snelhooier opende nieuwe markten voor het bedrijf Piet Zweegers & Zonen en men exporteerde onder andere naar België, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zwitserland, Scandinavië en zelfs naar de Verenigde Staten.
De cirkel als uitgangspunt
In het begin van de jaren zestig was het maaien voor veel boeren een nachtmerrie geworden. Het gras werd steeds zwaarder door de betere bemestingstechnieken en wanneer door overvloedige regen het gras was platgeslagen, verliep het maaien met de vingerbalk zeer moeizaam. Piet Zweegers merkte dit ook tijdens zijn gesprekken met landbouwers en ondervond het zelf toen hij een conventionele vingermaaibalk uitprobeerde op de proefboerderij van het bedrijf te Nuenen. Om de haverklap moest hij met de trekker stoppen om verstoppingen te verhelpen. In 1963 experimenteerde hij met een hooischudder en probeerde door het verhogen van het toerental, de machine gras te laten opnemen. Daarvoor had hij onder de trommels kleine kettingen bevestigd. Tijdens het proefdraaien ontdekte hij, dat de kettinkjes het gras afmaaiden en tegelijkertijd naar achteren transporteerden. Op dat moment was de “cirkelmaaier” geboren. Hij verving de kettingen door messen en liet ze sneller draaien en het gras werd wel degelijk gemaaid en niet versnipperd zoals bij een gazonmaaier.
Het was de eerste keer dat er in de landbouw met toerentallen van 3.000 omwentelingen per minuut werd gewerkt en aanvankelijk waren er veel problemen om alles heel en veilig te houden.
In het voorjaar van 1965 werd de “cyclomaaier” zoals hij aanvankelijk werd genoemd, getoond op een beurs in Parijs. De bezoekers bekeken toen met de nodige argwaan dit nieuw ontwerp, maar toen ze de cirkelmaaier voor de eerste keer aan het werk zagen, geloofden ze eerst niet dat de machine het gras werkelijk afsneed. Ze liepen er naar toe om het gras op te tillen.
Uit deze eerste cyclomaaier ontwikkelde Piet Zweegers, zowel de trommel- alsook de schijvenmaaier en werd officieel uitvinder van beide systemen. Zijn firma P.J. Zweegers verkreeg een octrooi op deze wereldontdekking. Het Duitse Fahr, het Engelse Bamfords en het Franse Kuhn betaalden miljoen guldens om de cyclomaaier van PZ in licentie te kunnen bouwen. Door de uitvinding van de cyclomaaier werd het bedrijf omgetoverd van een familiebedrijf tot een wereldautoriteit.
PZ Strela
Door de uitvinding van de cyclomaaier begon iedereen in cirkelbewegingen te denken. In 1969 introduceerde Zweegers de PZ Strela een cirkelharkschudder met twee schudelementen die tegen elkaar in draaiden. Zweegers was niet de eerste fabrikant die een cirkelschudder ontwikkelde, maar construeerde wel de eerste harkschudder met liggende tanden en een speciaal veermechanisme, waardoor het in de grond pikken van de tanden werd ondervangen. Door het opvoeren van het toerental werd door de centrifugaalkracht de lichte veerdruk van de dubbele tanden overwonnen en kwamen de tanden in werkstand. De PZ Strela was een echte boerenmachine en door zijn gunstige prijs werd de Strela een echt succesverhaal.
PZ Harvall
De PZ Harvall werd voor de eerste keer getoond in januari 1974 tijdens de LandbouwRai en was het antwoord van Zweegers op de toenemende belangstelling voor zelfrijdende machines en ook op de Hydro 150 van concurrent Lely. De PZ Harvall werd net zoals de Lely hydrostatisch aangedreven en had een omkeerbare bestuurderspost. De PZ had een streepje voor op de Lely Hydro. Hij had niet alleen meer vermogen (170 pk), maar Piet Zweegers & Zonen kon de Harvall uitrusten met machines die in eigen huis waren ontwikkeld en geproduceerd, zoals een 4,8 m brede trommelmaaier met zes elementen en de tweerijige MH-maishakselaar. Piet Zweegers, die nauw betrokken was bij de ontwikkeling en de productie van de Harvall, plande dat er series van acht stuks zouden worden gebouwd. De Harvall werd echter geen succesnummer vooral omdat hij te veel op een tractor leek en de hydrostatische aandrijving had nu éénmaal haar beperkingen. Eind 1976 werd de productie gestaakt. Zweegers bouwde in totaal 45 Harvall’s.
Dit artikel verscheen eerder in “De Loonwerker 03/2018”, hebt u nog geen abonnement? Surf dan snel naar onze Agroshop!
Tekst: Jan Ebinger Beeld: archief Jan Ebinger & Peter Bekkers