In 1828 begon Joseph Kuhn, dorpssmid in Eckartswiller in de Elzas, met de productie van weegschalen en daarmee legde hij de grondslag voor de firma Kuhn, die na 190 jaar uitgegroeid is tot de grootste Franse fabrikant van landbouwmachines.
In 1864 verhuisde de fabriek naar de huidige vestigingsplaats in Saverne, ongeveer 30 km ten westen van Straatsburg. De productie werd uitgebreid met strosnijders, wanmolens, wijnpersen, rosmolens, ploegen en eggen en omstreeks de eeuwwisseling ook met dorsmachines.
Na de Eerste Wereldoorlog werden harken, hooikeerders en maaimachines voor paardentractie in het gamma opgenomen. Bij het 100-jarig bestaan in 1928 werden ongeveer 1.000 dorsmachines per jaar geproduceerd. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was Kuhn echter niet meer dan een middelgrote fabrikant met 300 werknemers die enkel gekend was in de regio Elzas-Lotharingen.
In 1940 werd het gebied door Duitsland bezet. Aanvankelijk kon Kuhn de fabricage van voornamelijk maaimachines en harken voortzetten. Het grootste deel van de productie ging echter op transport richting Duitsland en zelfs naar de USSR, maar in het tweede oorlogsjaar kwam de markt van landbouwmachines in Frankrijk volledig stil te liggen. Het werd nog erger toen Robert Kuhn, kleinzoon van de oprichter van het bedrijf, de toegang tot zijn bedrijf werd ontzegd en de productie moest delen met twee Duitse concurrenten: Fahr gespecialiseerd in hooibouwwerktuigen en Dechentreiter, vooral gekend voor zijn dorsmachines.
Walter Reber
Na de bevrijding in 1945 werd de productie bij mondjesmaat terug opgenomen en ondanks dat de fabrieksgebouwen onbeschadigd waren, was Kuhn verzwakt door de oorlogsjaren. Het familiebedrijf beschikte over geen liquide middelen meer om het verouderde en versleten machinepark te vervangen. Voor de destijds 70-jarige Robert Kuhn bleef er maar één oplossing, hij moest op zoek gaan naar een investeerder om de activiteiten te kunnen voortzetten. Die vond hij bij het Zwitserse bedrijf Bucher Guyer. De Zwitserse landbouwmachinefabrikant nam de helft van de aandelen van Kuhn over en stuurde Walter Reber, een jonge ingenieur, naar Saverne. Deze stond voor een erg moeilijke opdracht. De productie moest dringend worden gemoderniseerd, maar dit kon enkel als er vraag was naar Kuhn-machines. Dit was net het probleem in de naoorlogse periode voor fabrikanten zoals Kuhn. Door het Marshallplan was een groot deel van de Franse concessiehouders overgestapt naar Amerikaanse merken die toen al het predicaat full liner voerden en dus interessanter waren voor de Franse dealers.
Middenmaaibalk zorgt voor keerpunt
In het najaar van 1948 kreeg Walter Reber bezoek van een aantal ingenieurs van Ferguson. Ze zochten een fabrikant die voor de Ferguson-tractors een middenmaaibalk kon ontwikkelen en in productie nemen voor het voorjaar van 1949. De vraag leek eenvoudig, maar was destijds niet zo evident. Het naoorlogse Frankrijk telde 135.000 tractors tegenover 2 miljoen trekpaarden en 1 op de 15 landbouwbedrijven beschikte slechts over een tractor. De vervaardiging van aftakas aangedreven tractorwerktuigen voor tractors was dus niet zo voor de hand liggend omdat de markt vrij beperkt was en daarenboven bleven vooral kleinere landbouwers sceptisch over de mogelijkheden van de toenmalige tractors. Bovendien had Kuhn helemaal geen ervaring met de constructie van werktuigen voor tractors en de productie was er niet op afgestemd. Walter Reber geloofde echter in het project en de daarop volgende maanden volgde er intensief overleg tussen hem, de Ferguson-ingenieurs en de Kuhn-ontwerpafdeling, die toen slechts uit vier personen bestond. Kuhn had echter wel al veel ondervinding met de fabricage van maaimachines voor dierlijke tractie, maar een middenmaaibalk ontwikkelen en de daarbij horende specifieke onderdelen produceren was van een andere orde. Door de goede relaties die het moederbedrijf Bucher-Guyer onderhield met toeleveranciers kwam Weber in contact met het Duitse Rochling uit Völklingen die de noodzakelijke onderdelen leverde aan Kuhn.
Vier maanden na de eerste contacten met Ferguson slaagde Kuhn erin een eerste serie van 500 stuks te bouwen voor de Ferguson-dealers in Frankrijk. Tijd om de maaibalk uitgebreid te testen was er niet en de hefboom met palveer in gietijzer brak systematisch af. Er werd dan onmiddellijk beslist om de hendel en de bevestiging ervan door gesmede stalen exemplaren te vervangen. Door snel te reageren werd een commercieel fiasco voorkomen. De gebruikers waren erg te spreken over de werking van de maaibalk en tevreden dat ze eindelijk konden beschikken over een vingermaaibalk die aangepast was aan de Franse bedrijven en omstandigheden.
Het succes van de Kuhn-middenmaaibalk was tractorfabrikant Renault niet ontgaan en zo kreeg Walter Reber de vraag van de Régie Nationale des Usines Renault, want zo heette de moederorganisatie van Renault-tractors destijds, om voor hen een aangepaste maaibalk te ontwerpen en te fabriceren, een vraag waarop Kuhn uiteraard op in ging.
De samenwerking met Ferguson en Renault betekende voor Kuhn een grote stap vooruit. Door het intensieve dealernetwerk van Ferguson en vooral dat van Renault genoot Kuhn op een korte termijn een grote naamsbekendheid en waren zowel de Ferguson- als de Renault-dealers geïnteresseerd in de andere Kuhn hooibouwwerktuigen. Hierdoor begon Kuhn geleidelijk weer te groeien en daarmee werd de grondslag gelegd voor de verdere ontwikkeling.
In de jaren 50 en 60 breidde Kuhn niet alleen de productiesite geleidelijk uit, maar ook het gamma. Succesnummers waren onder meer de GA-cirkelhark en de GMD-schijvenmaaiers niet alleen qua verkoop, maar ook door de goed beschermde internationale patenten van deze trendsetters.
Diversificatie door overnames
De jaren 80 en 90 werden gekenmerkt door een doordacht overnamebeleid waardoor het productassortiment gevoelig werd uitgebreid. Voorbeelden daarvan zijn de overnames van Huard in 1987, Audureau in 1993 en Nodet in 1996. Anno 2018 is Kuhn actief in bijna alle agrarische sectoren van voederwinning, voedertechniek, grondbewerking en gewasbescherming tot landschapsonderhoud.
Op vandaag is de Kuhn-Groep aanwezig in een honderdtal landen en stelt ze meer dan 5.000 personen te werk op 11 productiesites en 11 distributiesites over de hele wereld. De omzet voor 2017 steeg met 13.2 % ten opzichte van 2016 en bedroeg 966 miljoen euro, 4.5 % van de omzet gaat naar onderzoek&ontwikkeling (OO).
Packo Agri is sedert 1981 invoerder van Kuhn voor België, in Nederland is Reesink Technische Handel sinds 1954 de gezichtsbepaler van het Franse merk.
Dit artikel verscheen eerder in “De Loonwerker 05/2018”, hebt u nog geen abonnement? Surf dan snel naar onze Agroshop!
Tekst: Jan Ebinger Beeld: Archief Jan Ebinger & Kuhn