Toen Piet Zweegers (PZ) in juli 1964 een wereldpatent neerlegde voor zowel de trommel- als schijvenmaaier was de Franse fabrikant Kuhn er als de kippen bij om een licentieovereenkomst met Piet Zweegers af te sluiten. Na lange onderhandelingen verwierf Kuhn het patent en de productierechten. Voor de praktische uitvoering en het ontwerp van een onderaangedreven cirkelmaaier moesten de Kuhn-ingenieurs echter zelf instaan. Na vallen en opstaan en vele veldtesten in wisselende bodemomstandigheden resulteerde dit in 1967 tot de GMD 4 een schijvenmaaier met vier ovale maaischotels met 2 messen per element en een werkbreedte van 1,60 meter.
Revolutie in het maaien.
De GMD 4 werd niet alleen door het Kuhn-dealernet, maar ook door de gebruikers enthousiast onthaald. Vooral het storingvrij maaien, de lage onderhoudskosten en de grote capaciteit ten opzichte van de vingermaaibalk zorgden ervoor dat de landbouwcirkelmaaier op korte tijd enorm populair werd. Toch had het Kuhn-ontwikkelingsteam een hele weg moeten afleggen om een degelijke, maar vooral veilige schijvenmaaier te bouwen. De maaischijven mochten het gras niet versnipperen en bovendien moest er nog een regelmatig zwad worden afgelegd. De grootste uitdaging was echter een veilige en degelijke maaier bouwen waarvan alle onderdelen bestand waren tegen de hoge toerentallen. Het was immers de eerste keer dat de Kuhn-ingenieurs een hooibouwmachine moesten ontwerpen waarvan de maaielementen tot 3.200 omwentelingen per minuut maakten. Ter vergelijking een klassieke vingermaaibalk maakte bij 540 omw./min van de aftakas gemiddeld 750 slagen per minuut. De eerste prototypen hadden vier ronde maaischijven en werden aangedreven door een ketting, maar dit concept werd al snel verlaten voor een maaier met vier ovale maaischijven met tandwielaandrijving. Deze onderaandrijving met conische tandwielen werd door Kuhn gepatenteerd en behoort anno 2016 nog altijd de basisuitvoering van de Kuhn-schijvenmaaiers.
GMD 4
Toen Kuhn de GMD 4 in 1967 op de markt bracht, had het al een sterke reputatie opgebouwd met de GA-cirkelharken en de GF-cirkelschudders. Toch leefde de vraag bij de directie van Kuhn in hoeverre dit revolutionaire maaiprincipe de overhand zou krijgen over de traditionele vingermaaibalk. Daarom dat de Kuhn-driepuntsmaaiers typen FA 367 en FAM 3 naast de GMD 4 in productie bleven.
Het ontwerp van de GMD 4 had heel wat overeenkomsten met de driepuntsmaaier FA 367 waardoor bespaard kon worden op de ontwikkelings- en productiekosten. De aanbouwarmen voor de hefarmen, het zijdelingse verstelbare buisframe, de verlengde aftakas met trekbalk, de brede steunvoet en de veiligheidsvergrendeling voor het uitwijken van de maaibalk naar achteren waren mits enkele kleine aanpassingen overgenomen van de FA-vingermaaibalk.
Volledig nieuw waren dan weer de aandrijving vanaf de tussenas via vier V-snaren, een haakse overbrenging in een met olie gevulde tandwielkast en conische tandwielen die het maaimechanisme van onderen aandreven. Het maaimechanisme bestond uit vier ovale schijven die paarsgewijs tegen elkaar in draaiden. Door de speciale vorm van deze platte maaischijven werd voorkomen dat stenen of vreemde voorwerpen zouden vastlopen tussen de schijven en dat een verbogen mes niet in een andere maaischijf kon slaan.
Meer lezen over de geschiedenis van deze maaier? Neem dan snel een abonnement op De Loonwerker!
Tekst en beeld: Jan Ebinger
Bewaren