Een goede bemesting van het grasland zorgt voor een betere gewasopbrengst en lagere kunstmestkosten. Een zorgvuldige uitvoering helpt bovendien enorm om de ammoniakemissie te reduceren. Daarom vijf tips voor een optimale mesttoediening.
Dierlijke mest is een rijke voedingsbron voor bodem en plant. Maar ook een belangrijke bron van ammoniakemissie naar de atmosfeer. Deze ammoniak (NH3) ontsnapt voor een deel tijdens de mesttoediening op land, terwijl je de stikstof (N) liever ín de bodem houdt als voeding voor het gras. Met deze tips beperk je de emissie en breng je de mest op de juiste manier aan.
Verklein het contactoppervlak van de mest met de atmosfeer
Breng op grasland de mest in smalle strookjes aan. De strookjes mogen aan de bovenzijde sowieso niet breder dan 5 cm zijn, maar hoe smaller, hoe beter. Bij veel machines snijdt de kouter schuin in de grond. Dus hoe dieper je de grond in gaat, hoe breder de sleuf wordt.
Verlaag het ammoniumgehalte in de mest
Het rantsoen van je koeien (en met name het eiwitgehalte van het rantsoen) bepaalt het ammoniumgehalte van de mest. Overleg met je voerspecialist wat de optimale rantsoensamenstelling is, zodat de melkhoeveelheid en het eiwitpercentage in de melk op peil blijft, maar het ammoniumgehalte in de mest daalt. Het ammoniumgehalte in de mest daalt ook als je de mest verdunt met water.
Verdun de mest met water
Verdun de mest met meer water dan wettelijk verplicht is. Breng de mengverhouding naar 1:1 in plaats van 2 delen mest en 1 deel water. Hoe verder je de mest verdunt, hoe lager de emissie en hoe beter de bodem de nutriënten opneemt.
Rem de omzetting van ureum naar ammonium/ammoniak
Bodemenzymen (urease) zetten de ureum in de mest om in ammonium. Dit proces vergt een aantal dagen. Toevoegmiddelen zoals ureaseremmers vertragen deze omzetting, waarmee je de ammoniakvervluchtiging kunt beperken.
Bemest onder de best mogelijke weersomstandigheden
De ideale omstandigheden om mest uit te rijden zijn vochtig en windstil weer (bij voorkeur tijdens een regenbui), vochtige grond en een buitentemperatuur onder de 20 graden Celsius. Hoe hoger de luchtvochtigheid en hoe lager de temperatuur, hoe kleiner de ammoniakemissie.
Bron: Bemest op z’n best