ICT-ontwikkelaar VAA Data Works en Nutriënten Management Instituut (NMI) hebben gezamenlijk de Databank Meststoffen ontwikkeld, een online-applicatie met een groot aantal meststoffen. De insteek is om snel en eenvoudig inzage te geven in de samenstelling, werking en toepassing van de
meststoffen.
Voor akkerbouwers een nieuw hulpmiddel voor gerichtere bemesting, veronderstellen René Braakman van VAA Data Works en Wim Bussink van NMI. “De databank moet de Google van meststoffen worden.”
De akkerbouwkrant legde René Braakman en Wim Bussink een aantal vragen voor.
Hoe is de databank meststoffen ontstaan?
RB: “Als VAA Data Works maken we verschillende softwareproducten voor de agri en food. Zodoende zaten we ook met het NMI om tafel. NMI is natuurlijk een autoriteit op het gebied van meststoffen. Software is weer ons ding. NMI heeft ooit het handboekmeststoffen gemaakt en vanaf 2005 was er een digitale variant in de lucht. Deze is een aantal jaren geleden gestopt en was technisch verouderd, maar er was wel de wens om die weer door te ontwikkelingen. Dus bedachten we er een vernieuwde applicatie van de database, waarbij de gebruiksvriendelijkheid voorop staat. Hierin kunnen boeren, adviseurs en meststoffen-fabrikanten eenvoudig zoeken naar de samenstelling van meststoffen.”
Waarom is de databank nodig?
WB: “De diversiteit in producten is enorm toegenomen. Ook de wet- en regelgeving gaat wijzigen veranderd. Zo wordt in juli de Europese verordening op het gebied van meststoffen ‘Fertilising Products Regulation’ geïmplementeerd in het nationale beleid. Er is veel feitelijke data over meststoffen beschikbaar. Net zo goed als de algemene kennis over de werking en hoe de meststoffen toe te passen. Uiteindelijk willen we een dekkend platform met wat er beschikbaar qua meststoffen is. Iedereen kan zo vrij eenvoudig op zoeken wat de samenstelling is van de mest die de verschillende partijen aanbieden.”
“Daar komt ook nog bij dat de interesse voor niche-producten groeit met de vraagstukken rond biodiversiteit, klimaat en de hoge meststofprijzen die nu spelen. De actualiteit zorgt er voor dat gerichter bemesten loont. De boer zoekt naar de maximale benutting van de meststoffen en kijkt wat er binnen de beperkte ruimte het beste past. Wellicht heeft hij voor het tweede deel van het groeiseizoen weer andere producten nodig. Uiteindelijk is het van belang dat er een onafhankelijke partij is die alle meststoffen onder zijn hoede neemt. Wij zetten met de Databank Meststoffen de naam, samenstelling en alle aanvullende informatie op één plek neer. Wijzigingen houden wij als NMI ook bij.”
RB: “Uiteindelijk moet je de Databank Meststoffen zien als de Google van de meststoffen. Er is een gratis abonnement waarmee iedereen samenstellingsgegevens kan vinden. Met een abonnement kun je meer gedetailleerde informatie krijgen.”
WB: “Het systeem is zo ingericht dat de fabrikant zijn eigen producten kan updaten. Wij kijken aan de achterkant mee en verifiëren de aanpassingen. Het is dus geen Wikipedia. We zitten nu nog in de opstartfase en streven naar een maximale dekking.”
Hebben jullie alle fabrikanten al aan jullie zijde?
RB: “Zo’n 30 tot 35 producenten van meststoffen leveren ons inmiddels informatie. En we hopen de komende tijd andere partijen aan boord te krijgen. De grote meststofproducenten van deze wereld werken mee. Het zijn vooral kleinere partijen, waarvan we nog informatie moeten toevoegen. Voor ons is het een pre dat het NMI kijkt of de informatie ook aannemelijk is. Daar ligt de deskundigheid op het gebied van meststoffen. We zijn ook bezig met het realiseren van een API waarmee management systeemleveranciers en toeleveranciers eenvoudig de Databank Meststoffen kunnen koppelen met hun systemen. (API staat voor application programming interface is een verzameling definities op basis waarvan een computerprogramma kan communiceren met een ander programma of onderdeel, red.) De codering daarvoor willen we in samenspraak met de sector opzetten. Nu is het nog zo dat iedere partij een eigen codering heeft. Voor uniforme data-uitwisseling is het van belang dat iedereen op dezelfde manier de producten codeert.”
Hoe moet de databank in de praktijk worden toegepast?
RB: “Uiteindelijk zou je in de praktijk de data willen combineren met die van sensoren, zoals in de kunstmeststrooier. Op bedrijfsniveau is het, met het oog op duurzaamheid, misschien interessant om de informatie te koppelen aan applicaties zoals de Cool Farm Tool, met het doel om emissies te verlagen. Nu moet je om de CO2 footprint te berekenen nog vaak handmatig meststoffen kiezen. De CO2-footprint wordt steeds belangrijker. Niet alleen de vraag hoe je invulling geeft aan duurzaamheid, maar ook waar en hoe een meststof geproduceerd is daarvoor zeer relevant.”
WB: “We hebben nu de eerste versie gelanceerd, waarbij de eigenschappen van de producten centraal staan. Geleidelijk zullen we steeds meer begeleidende informatie toevoegen. Denk bijvoorbeeld aan strooitabellen, blends of wat achtergrondinformatie over meststofregelgeving.”
Welke stappen willen jullie nog maken met de databank?
WB: “Vanuit het oogpunt van de NMI willen we een zo compleet mogelijke databank met zowel de chemische samenstelling als de fysische eigenschappen. Informatie over de dichtheid van een meststof en bijvoorbeeld de mate van verzuring willen we graag verwerken. Met basisinformatie over de korreldiameter en strooitabellen kunnen we al een mooie stap richting precisiebemesting zetten. In de meest ideale situatie vraagt de strooier zelf de strooitabel van een meststof op in de Databank. Technisch zou het kunnen. Het komt de effectiviteit ten goede en voorkomt verspilling.”
RB: “Wij hebben als VAA Data Works al verschillende toepassingen – in opdracht van klanten – voor de agrarische sector gemaakt. Denk aan de Kringloopwijzer. Wij zouden graag dit soort applicaties en managementsystemen koppelen aan de databank. Voor loonwerkers en akkerbouwers is het natuurlijk ook interessant om met een dashboard te werken en automatisch de juiste samenstelling van de mest binnen te krijgen. Als je dan ook de percelenregistratie van RVO en strooikaarten automatisch invoert dan kun je precies zien wat je waar hebt gestrooid. Het mooiste zou zijn dat er ook nog koppelingen worden gemaakt met monitoringssystemen, sensor- en machinedata.”
“Het is een stip aan de horizon. Versie één is nu klaar. De belangrijkste vraag is nu, waar ligt de behoefte in de sector. We hopen natuurlijk ook op de input vanuit de markt. Waar en hoe zoekt de gebruiker het liefst?”
Ben je benieuwd welke vragen er nog meer zijn voorgelegd? Lees dan het hele artikel in de akkerbouwkrant.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries