Wie vanuit België richting het Nederlandse Hulst trekt en vlak na de grensovergang Kapellebrug binnenrijdt, kan er niet omheen kijken dat Warrens full line JCB-dealer is. Het ganse JCB-gamma staat er dan ook breed uitgestald, maar Warrens BV is naast een mechanisatie- ook een constructiebedrijf. Sinds 1991 produceert en ontwikkelt Freddy Warrens de Delta-uienplanter.
Freddy Warrens (47) is ingenieur in de werktuigbouwkunde en zoon van Willy Warrens. Willy Warrens startte 54 jaar geleden te Kapellebrug (Zeeuws-Vlaanderen) met reparaties en allerlei klussen voor de vlassers en boeren, van kar tot hekwerk. Willy Warrens werd Steyr-dealer en al snel kwam de in- en verkoop van jong tweedehandse landbouwmachines erbij. Daarnaast kon je bij Warrens senior ook terecht voor de constructie van marktvrachtwagens, opleggers en opbouw voor vrachtwagens. Freddy Warrens maakte de voorbije decennia vooral naam met zijn Delta-uienplanter.
De Loonwerker: Waarom naast het JCB-dealerschap een aparte werktuigbouwtak?
Freddy Warrens (FW): “Machines bouwen is altijd onze passie geweest. In de jaren 1970 bouwde mijn vader in samenwerking met Heijens de eerste zelfrijdende 6-rijige bietenrooier met open cabine en sindsdien hebben we altijd machines, aanvankelijk voor derden blijven produceren. Ik kreeg dit als het ware met de paplepel mee. Voor het constructiewerk hebben we sinds 2002 een ruime nieuwe hal met de nodige apparatuur zoals moderne persen, draai-, frees-, knip- en plooibanken.”
“Ik doe het liefste wat een ander niet doet”
LW: Waarom net uienplantmachines?
FW: “Om eerlijk te zijn, ik doe het liefste wat een ander niet doet. In het verleden construeerden we uienplanters voor derden, onder andere voor het voormalige Cebeco. Met de jaren kwam ik daardoor in contact met bedrijven die wereldwijd het plantgoed verkochten, maar niet beschikten over aangepaste plantmachines. Door de ervaring die we hadden met het fabriceren en ontwikkelen van deelcomponenten zoals kunstmestbakken voor de Kongskilde-schoffelmachines en snijverdelers voor de mestverwerking voor onder meer Rabewerk, Kongskilde en Kverneland en door goed naar akkerbouwers en loonwerkers te luisteren ontwikkelde ik een eigenzinnige uienplanter, althans volgens de concurrentie.
Door onze kleine en flexibele organisatie en onze kennis om iets te maken in ijzer sloeg de Delta-uienplanter aan bij de gespecialiseerde telers. Onze planter zorgde voor betere rooicapaciteit en minder verliezen bij het rooien. De constante plantdiepte, de regelmatige verdeling in de rij, de eenvoud van de machine en de lage onderhoudskosten en daardoor lage afschrijving vertaalden zich in verkopen in de Benelux, Engeland, Polen, Portugal, Scandinavië, Tsjechië, Zweden, China en Rusland en ver daarbuiten.”
LW: Hoe bereik je naambekendheid in deze nichemarkt?
FW: “De mensen die uienplanters gebruiken kennen elkaar, het is een kleine wereld. Ze hebben dezelfde problemen en zo weten ze ons te vinden. Plantuien worden wereldwijd geteeld. Dit betekent dat je heel goed moet luisteren naar potentiële klanten, want iedere machine moet presteren in andere grond- en klimaatomstandigheden. Je moet dus openstaan voor klantwensen en je basisontwerp moet hiermee rekening houden. Onze grote kracht is dat we de machines volledig zelf hebben ontwikkeld en zelf maken. We weten dus waar we over praten en als ik dan zelf hiervoor naar Rusland of naar een gespecialiseerde mechanisatiebeurs in het buitenland moet, dat maakt me niks uit, het geeft me altijd een extra kick.”
LW: De verkopen in Europese landen lijken uit standpunt van afstand en taalbarrière voor de hand liggend, maar hoe bereik je klanten in bijvoorbeeld Rusland?
FW: “De verkoop van onze uienplanter op een uitgestrekt akkerbouwbedrijf te Ipatovo (Rusland) van 53.000 ha (net zo groot als heel Zeeuw-Vlaanderen) was een traject dat zo’n twee jaar in beslag heeft genomen.
Een plaatselijke Zeeuwse krant had in een artikel gemeld dat ik met mijn uienplanter zaken wou doen in Rusland. Ik kreeg daarop een mail van een tolk uit Koewacht die haar diensten aanbood als vertaalster. Op een gegeven moment kreeg ik telefoon uit Rusland dat een potentiële klant over drie dagen bij mij zou zijn. Deze man kon alleen maar Russisch spreken, daarop heb ik de Koewachtste tolk gecontacteerd en haar alles over plantuien en mijn machine uitgelegd. We kwamen tot een overeenkomst waarbij we de Delta-planter natuurlijk moesten afstemmen op de enorme bedden grond met zware Russische klei. Het transport vanuit Kapellebrug tot de plaats van bestemming in Rusland duurde achttien dagen en ik vloog zelf achterna om de machine op te starten. Daar ervaarde ik ook, dat je heel vroeg in het jaar met onze machine uien kan planten, zelfs met vorst.”
LW: “Wat maakt je Delta-planter zo bijzonder?
FW: “Doordat het wielstel ver naar achteren is geplaatst, blijft de druk op de machine optimaal, maar belangrijkste is wel dat onze hydraulisch aangedreven triltafel uit één geheel bestaat, waardoor de uien mooi egaal worden verdeeld over alle rijen. De trilintensiteit van de tafel is regelbaar. Boven de triltafel is een grote trechtervormige voorraadbak geplaatst, de vorm van de bak zorgt voor een egale drukvulling onderin. Bijzonder zijn ook de verstelbare klepjes bovenaan het broekstuk. Daarmee kunnen in de ene rij meer uien worden geplant dan in een andere. De buitenste rijen hebben meer zonlicht en ruimte waardoor er een hogere opbrengst kan worden gehaald.”
“Een goede machine maken is simpel, als je tenminste goed luistert naar je klanten”
LW: Is een machine voor een nichemarkt ontwikkelen risicovoller dan een machine die je in serie kan bouwen?
FW: “Een machine voor een nichemarkt ontwikkelen vraagt eerst en vooral heel veel tijd en energie en dus ook geld. Het succes wordt deels bepaald door mond-aan-mond reclame. Andere kant van de medaille is wel: één misstap en je vliegt overal buiten.
Ik maak geen reclame, de verhalen gaan de hele wereld rond en de verkoop doe ik zelf, omdat ik het graag doe en graag met mensen omgaan. De uienmarkt blijft natuurlijk een volatiele markt en is sterk gebonden aan weersomstandigheden en dat uit zich natuurlijk in wisselende productieaantallen.”
LW: Hoe hou jij je machines up to date?
FW: “Ik heb een jaar in Zuid-Afrika gewoond en gewerkt en daar heb ik geleerd om een machine te ontwerpen waarmee initieel iedereen mee kan werken. Daarom probeer ik onze machines zo eenvoudig mogelijk te maken zodat ze wereldwijd inzetbaar zijn. Maar vraagt de markt meer high tech en elektronica zoals een rijendetectiesysteem en rijenuitschakeling via camera’s dan kan dat. Het grote probleem hiervan is echter als er iets stuk gaat. Dan kan ik mijn klanten niet meer helpen via de telefoon en kan de machine figuurlijk niet meer in het veld worden hersteld. Er moet dan gewacht worden op een elektronische component, die hier in Europa wel voorhanden is, maar niet in landen zoals Rusland en China.
Je kan alle snufjes op een werktuig voorzien, maar de vraag is of er dan nog wel geld wordt verdiend. Dit betekent echter niet dat ik niet open sta voor vernieuwingen. Een goede machine maken is eigenlijk simpel als je goed luistert naar je klanten en dat is dan ook één van mijn hoofd bezigheden.”
LW: Is het ontwerpen en construeren van werktuigen combineerbaar met een JCB-dealerschap?
FW: “Ruim 20 jaar geleden werden we JCB-dealer voor het zuiden van Nederland en het noorden van België. Ondertussen hebben we hiermee een reputatie opgebouwd. Volgens mij is het een prima combinatie. Techniek is onze passie en in het ganse JCB-gamma wordt ook heel veel vooruitstrevende techniek gebruikt. JCB biedt een breed gamma, waardoor zowel loonwerkers, akkerbouwers en melkveehouders tot onze klantenkring behoren. Door onze ligging wordt de haven van Antwerpen voor ons steeds belangrijker, je wordt bijna automatisch meegezogen en om eerlijk te zijn, de landbouw krijgt het steeds moeilijker. Maar de landbouw zullen we nooit vergeten, daar liggen immers onze roots. Alles wat in de landbouw wordt uitgevonden, wordt daar eerst uitgeprobeerd en als het werkt, verpakt naar de industrie.”
LW: Jullie bedrijf situeert zich vlakbij de voormalige grensovergang. Zorgde dit in het verleden voor veel grenstrafiek?
FW: “Daar onze zaak pal aan de N60 ligt tussen Hulst en Sint-Niklaas kwamen heel veel van onze zuiderburen ’s zondags winkelen in Hulst. Alle winkels waren er open en ook de toenmalige meubelgigant Morres. Mijn vader speelde hierop in en had altijd een uitgebreid assortiment tweedehands materieel in voorraad, dat hij aankocht in het noorden van Nederland. Belgische landbouwers die bij meubelgigant Morres een nieuw salon of slaapkamer wilden kopen, passeerden bij ons en door het uitgebreide aanbod stopten ze meestal om te kijken of er geen jonge tweedehands machine was, die ze konden gebruiken. En zo gebeurde het dikwijls dat een gebruikte of nieuwe machine werd aangeschaft en dat de aankoop van nieuw meubilair werd uitgesteld.”
Tekst en beeld: Jan Ebinger