Als het zwaard van Damocles hangt het jaartal 2030 boven de toekomstbestendigheid van verschillende teelten. Met een ernstige bezuiniging op chemische gewasbeschermingsmiddelen in het verschiet is het zoeken naar alternatieven met een systemische werking bittere noodzaak.
Dan lijkt een jaar, waar veel teelten letterlijk in het water zijn gevallen, in de zoektocht naar oplossingen verloren. Toch heeft 2023 qua onderzoek in Nederland en België wel het nodige opgeleverd, vertelt Henk de Vries van Vertify, het centrum voor praktijkgericht onderzoek in de agrarische sector. “De truc wordt om met de juiste rassen in combinatie met biostimulanten en signalering de teelt zover mogelijk te brengen, om het aantal bespuitingen te beperken. Maar we blijven chemie nodig hebben, al is het alleen maar om het achter de hand te hebben als het de spuigaten uitloopt.”
Slechte start
Het seizoen begon laat door het koude en ellendige voorjaar”, steekt Henk de Vries van wal. “Waar we normaal gesproken in april al de uien hebben gezaaid was dat nu 1 mei pas. Dan heb je al een achterstand, maar over het algemeen haalt de natuur die wel in. De laatste aardappelen hebben we in juni gepoot, ook dat is rijkelijk laat. Dan weet je dat je een beperkt aantal groeidagen overhoudt. Vervolgens smelt je eind juni begin juli weg. Er volgen dan nog wel wat natte dagen in juli en warme dagen in augustus. En daarna konden we het rubberbootje oppompen omdat het water letterlijk tussen de ruggen staat.”
Mooie verschillen in extreem jaar
Een extreem jaar laat vaak mooie verschillen zien. Rassen die wel stand houden tegenover rassen die jammerlijk wegvallen. Het kan echter ook té veel zijn, benadrukt De Vries. “Samen BO Akkerbouw hebben we bijvoorbeeld een onderzoek lopen naar Y-virus in aardappelen. De uitslagen hebben we nog niet binnen en er zullen heus resultaten zijn, maar laat met poten betekent ook dat het gewas laat boven de grond is. Dan kunnen wij wel luizen uit gaan zetten, maar als die vervolgens door de regen weg spoelen.”
Het onderzoek is in principe voor het laatst geweest. De Vries maakt voorzichtig de balans op. “Biologische bestrijders hebben een werking als de luis wordt geraakt, maar het grootste probleem is dat de meeste luizen op de onderkant van het blad zitten. Chemische ondersteuning blijf je nodig hebben. Als er in 2030 chemische luizenbestrijders wegvallen, dan was het voor de teelt goed geweest als we nu al een oplossing hadden. Of in ieder geval met een lagere inzet hetzelfde resultaat zouden halen, dan zijn we er ook. Met biologische alternatieven zijn we daar nog niet. Firma’s zoeken wel naar alternatieven, bijvoorbeeld met stro en afdekken, maar we zijn er nog niet.”
Beheersing van bladschimmels
Beheersing van bladschimmels is een ander ijkpunt in het praktijkonderzoek en wordt door akkerbouwers ervaren als een steeds groter probleem ervaren. Samen met BO Akkerbouw, Wageningen UR (University and Research) en IRS zoekt Vertify naar een duurzame vorm. Bladschimmels zijn efficiënt te bestrijden door op het juiste moment te spuiten met effectieve middelen. Het huidige middelenpakket staat echter sterk ter discussie. Met name de triazolen komen waarschijnlijk grotendeels te vervallen. Op de proefvelden van Vertify wordt vooral gekeken naar aardappelen en granen. Ook daar staat de combinatie met biostimulanten en gerichte rassenkeuze centraal. Gevoelige en minder gevoelige rassen worden naast elkaar gelegd. “In de aardappelen hebben we bijvoorbeeld het vatbare ras Fontane naast Cammeo gelegd, een relatief klein ras van Geersing Potato Specialist dat sterk is tegen phythophthora. De luchtfoto’s laten een hele duidelijk verschil in het veld zien. Je ziet de banen liggen, terwijl we voor beide proeven hetzelfde spuitschema met biostimulanten hebben gehanteerd.”
Biostimulanten
De biostimulanten cq plantversterkers laten zien de weerbaarheid op te krikken. “Waar de phythophthora in Fontane kwam, bleef Cammeo mooi groen. Dat is het verschil. In combinatie met een BOS (beslissingsondersteunend systeem, red.) beperk je het aantal bespuitingen omdat je kunt besluiten om een bespuiting over te slaan.” Ook in wintertarwe is de insteek van het onderzoek hetzelfde: een vatbaar en minder vatbaar ras worden naast elkaar gezet en daarbij wordt de inzet van biostimulanten vergeleken. “Dan denk je, het wordt helemaal niets, maar uiteindelijk spuiten we vier keer minder in de banen met minder gevoelige rassen. Dan kom je wel heel dicht in de buurt van de referentie. De rol van de biostimulanten moet nog verder worden ontwikkeld, maar wel dat we de oplossing moeten zoeken in de combinatie.”
Onderzoek naar bodemplagen
Het onderzoek naar bodemplagen is het afgelopen seizoen lastig gebleken. Dit is een publiek-private samenwerking waarbij IRS, WUR en Vertify samenwerken om voor vier belangrijke bodemplagen – ritnaalden, emelten, wortelduizendpoten en ondergrondse springstaarten – toekomstbestendige plaagbeheersingsconcepten gestalte te geven. Want met de tendens naar meer groenbemesters en minder intensieve grondbewerking wordt namelijk ook populatieopbouw van deze bodemplagen in de hand gewerkt. “Ritnaalden in aardappelen bewegen met vocht heen en weer. Op het moment dat je loofmassa hebt heb je water nodig voor de werking van de producten.
Vocht was er wel, maar dit was wel heel erg veel.” De Vries hoopt met de inzet van een spaakwielbemester bepaalde schimmels en nematoden voor de teelt in de wortelzone neer te leggen, die als natuurlijke vijand van de ritnaalden gelden. “Hier ga ik mee door.”
Bonenvlieg
De percelen waar de onderzoeken lopen rond de bonenvlieg hebben de urgentie van dit project, dat in opdracht van BO Akkerbouw en LTO wordt uitgevoerd, aangetoond. “We hebben bonen gezaaid in de meest ongunstige, voor de bonenvlieg meest gunstige, omstandigheden. Een verkeerde voorvrucht met bijbemesting. Er was een enorme druk met op het slechtste stuk een wegval van 85 procent”, schetst Henk de Vries. Het laat de impact van de bonenvlieg zien. Terwijl de landbouw zoekt naar oplossingen om meer eiwitgewassen in het bouwplan te krijgen, zijn er weinig wapens tegen deze plaag. De toepassing van het insecticide chloorpyrifos als zaadbehandelingsmiddel tegen de aantasting door de bonenvlieg was erg effectief, maar is sinds 2020 verboden.
In het eerste stadium van de teelt, bij de ontkieming van de zaden treedt de grootste schade van de bonenvlieg op, waardoor juist een zaadbehandeling altijd zeer effectief is gebleken. Zonder behandeling kan tot wel 70 procent van het zaad reeds bij kieming verloren gaan. Daarom is het van groot belang om naar alternatieven te zoeken zodat de bonenvlieg minimale schade aan de bonenteelt kan toebrengen. Het onderzoek richt zich op de inzet van groene (low risk) middelen, toegepast als zaadbehandeling, grondbehandeling en/of als bladtoepassing in het eerste stadium van de teelt aangezien voornamelijk dan de aantasting plaatsvindt. “We zien dat in de stukken waar we een behandeling hebben uitgevoerd de uitval vijftig procent is. Dat is nog altijd hoog, maar we zoeken wel het meest extreme op. Dus zie je dat er wel degelijk een werking is.”
Op het juiste moment de juiste dingen doen
Henk de Vries zoekt de oplossing in het op het juiste moment de juiste dingen doen. In het onderzoek zijn er ook camera’s geplaatst met een plakplaat. Het systeem leest de beelden één keer per dag uit en herkent en constateert een bonenvlieg en verstuurt een sms richting de teler. “Het is essentieel dat je op tijd ingrijpt. Daarom is die waarschuwing belangrijk en ook de plek van de camera op het perceel. Want als die aan de zijkant staat, dan kun je alsnog te laat zijn.” Naast het waarschuwingssysteem richt het onderzoek zich ook op zaaizaadontsmetting, puur op het snel weggroeien van de boon. “Met een bepaalde lengte zit je namelijk over de schadegevoeligheid heen.”
Inmiddels komen er twee producten naar voren, die hoopvolle en genoeg overtuigende resultaten laten zien. Die zullen voor het komende seizoen in elkaar worden geschoven. Inzet is om misschien wel te zoeken naar een ander teeltsysteem. “Maar de tijd begint wel te dringen. We moeten echt vaart gaan maken. Niet alleen komt 2030 steeds dichterbij. Ik vrees ook dat de impact van de bonenvlieg misschien wel groter is dan we denken. Want wat is de schade in andere gewassen? Misschien schrijven we problemen in uien met de bonenvlieg wel weg onder de uienvlieg. Het zou mij niet verbazen.”
België
Het onderzoek van Vertify in België richt zich vooral op toelating van bepaalde middelen, in opdracht van de overheid. Er liggen proefvelden in Wallonië en Oost-Vlaanderen met winterkoolzaad, aardappelen, suikerbieten, mais, tarwe en spelt. “We richten ons op nieuwe chemische moleculen, op meststoffen in aardappelen en plantversterkers/biostimulanten.” Ook hier bleek het weer het afgelopen jaar een bepalende factor om conclusies te kunnen trekken. “Zo deden we onderzoek naar onkruidbestrijding in mais. Het was gewoon gortdroog in het voorjaar, waardoor het onkruid niet kiemt, waar je bij de inzet van bodemherbiciden doorgaans op de streep af ziet wat werkt en wat niet.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Vertify