De geschiedenis van de Franse fabrikant van landbouwwagens Rolland vangt aan in 1946. Te Pencran in het westen van Bretagne begint Joseph Rolland er met het bouwen van kruiwagens en landbouwkarren in een kleine werkplaats.
Joseph Rolland, geboren in 1925, had de liefde en de knepen van het vak meegekregen van zijn grootvader, die ook wagenmaker was. Hij was niet alleen gedreven, maar had ook oog voor efficiëntie. Al snel construeerde hij een lintzaag en een schaafmachine die het handwerk verlichtten en er werd een leerjongen aangeworven. Omstreeks 1949 bouwde hij zijn eerste tractor kipwagen met luchtbanden voorzien van een mechanisch vijzelsysteem. Deze wagen werd tentoongesteld tijdens de jaarmarkten in de omgeving. Door de positieve reacties liep de productie al snel op tot twee stuks per week.
Scharnierjaar 1951
In 1951 deed de elektriciteit in Pencran zijn intrede, waardoor een laspost kon worden geïnstalleerd en de constructie van de wagens kon worden gemoderniseerd door het gebruik van een metalen chassis. De kipwagens werden vanaf toen uitgerust met een hydraulisch kipsysteem met een handpomp. Mond aan mond reclame en de aanwezigheid tijdens regionale landbouwbeurzen zorgden voor naambekendheid en nieuwe klanten. De bestellingen bleven letterlijk binnenstromen waardoor Rolland in 1955 besliste om te verhuizen naar het centrum van Pencran om er naast een huis ook een nieuw atelier van 250 m² te bouwen. Het aantal medewerkers was ondertussen al verdubbeld tot twee arbeiders en twee leerjongens.
Stalmestverspreider
Destijds waren er in Bretagne vooral gemengde bedrijven terug te vinden. Het was dan ook voor de hand liggend dat Rolland stalmestverspreiders ging bouwen. Dat gebeurde in 1958. Het opstarten van een nieuw product vroeg uiteraard ook meer ruimte en de fabriek werd uitgebreid tot een oppervlakte van 800 m² en het aantal medewerkers steeg tot 15.
De assemblage werd ook aangepast en opgedeeld in productieposten waar iedere medewerker een specifieke taak uitvoerde. Om het werk te rationaliseren werden telkens series van 20 tot 30 stuks gemaakt. Het bedrijf groeide en er werd een vrachtwagencombinatie aangeschaft. De chauffeur zorgde niet alleen voor het afleveren van de wagens maar trad tevens op als vertegenwoordiger. Eind de jaren zestig was de jaarproductie gestegen tot 600 wagens en het aantal medewerkers tot 37.
Modulaire fabricage
Tijdens de petroleumcrisis in 1974 had Rolland het net zoals andere toeleveringsbedrijven in de landbouw niet gemakkelijk. Toch slaagde men erin om deze moeilijke periode door te komen. Rolland had immers het modulair productiesysteem ingevoerd en was één van de eerste landbouwconstructiebedrijven die deze productietechniek toepaste. Door dit bouwdoossysteem waren veel onderdelen uitwisselbaar en kon er toch een grote variatie aan modellen worden gebouwd. Dit systeem vereenvoudigde niet alleen het onderhoud maar verkorte ook de bouwtijd en de kosten.
In 1988 werden de eerste Rolland-wagens geëxporteerd naar België, Nederland, Denemarken en Spanje. In de voorbije zeventig jaar is Remorques Rolland uitgegroeid tot een toonaangevende speler die exporteert naar 35 landen. Anno 2016 is de export goed voor 20 % van de totale omzet van 32 miljoen euro. Rolland is marktleider in Frankrijk en de derde grootste constructeur van Europa voor landbouwwagens voor traag vervoer. De productiesite te Tréflévénez (Finistère) met een bebouwde oppervlakte van 22.000 m² biedt werk aan 200 medewerkers. Deze werd in 2005 in gebruik genomen. Je vindt er naast draaibanken met digitale besturing, laadrobots, lasersnijbanken en lasrobots ook een volautomatische poederlakinstallatie.
Dagelijks worden er tussen de 6 en 10 wagens vervaardigd in de typische blauwtint “waterblauw”. Het programma van Rolland bestaat uit 20 productfamilies en 100 verschillende modellen.
Tekst: Jan Ebinger Beeld: Jan Ebinger & fabrikant